Docent Anna
Welkom bij de Proefles. In deze stories starten we met wat uitleg over FlexibelStuderen® bij NTI!
Bij NTI studeer je waar en wanneer jou dat uitkomt. Je werkt met de nieuwste lesmethodes.
En je oefent in jouw persoonlijke online leeromgeving, met handige studietools.
Bij vragen staan jouw docenten en mentoren voor je klaar. Zo sta je er niet alleen voor tijdens je studie.
Start wanneer het jou uitkomt, want bij NTI kun je meteen aan de slag.
We willen je graag laten zien hoe ons lesmateriaal eruit ziet.
Scroll naar beneden om jouw proefles te starten! ⇩
scroll

HBO Bachelor Social Work

1 Welkom!

Welkom bij de proefles van de opleiding HBO Bachelor Social Work. Door het doen van deze proefles krijg je meer inzicht in wat je kunt verwachten van het studeren bij NTI. Wij vinden het belangrijk dat jij een weloverwogen studiekeuze maakt. In deze proefles duik je in de lesstof en zie je hoe het lesmateriaal eruitziet. Natuurlijk kunnen we in deze proefles maar een heel klein gedeelte van de lesstof behandelen, we hopen dan ook dat dit onderwerp je aanspreekt ;-). Tijdens het doornemen van de lesstof kun je jouw kennis gelijk testen met de meerkeuzevragen! 

Succes met de proefles!

2 Proefles HBO Bachelor Social Work

Inleiding

De HBO Bachelor Social Work opleiding is opgebouwd uit verschillende modules. We geven je met deze proefles een kijkje in twee modules van de opleiding:

  1. Module: Kernbegrippen Social Work (kennisclip + artikel)
  2. Module: Agogische gespreksvaardigheden (theorie + vragen)

Je start zo direct met een kennisclip. Vervolgens lees je een deel van het lesmateriaal uit het leerboek De Hulpverleningscyclus (2019). Na het bekijken van de lesstof kun je jezelf testen door vragen te beantwoorden.

Start proefles

Module 1: Kernbegrippen Social Work

De onderstaande kennisclip duikt in de professionaliteit binnen Social Work. Je leert hoe het sociaal domein werkt en hoe het in Nederlands is ingericht.

Stelling: In Nederland is het sociale domein centraal geregeld.

We nemen nu een kijkje in de beroepscode voor professionals in sociaal werk.

Bron: https://www.bpsw.nl/app/uploads/BPSW-Beroepscode-2021.pdf

De centrale missie - zoals omschreven in de definitie van Sociaal Werk - is uitgewerkt in een aantal kernwaarden. In deze proefles bespreken we 2 van de in totaal 5 kernwaarden:

Kernwaarde 1: Respect voor menselijke waardigheid en autonomie

Professionals in sociaal werk herkennen en erkennen de inherente waarde en waardigheid van mensen. Ze respecteren de zelfbeschikking van het individu, zijn gericht op de specifieke kwaliteiten, ambities en beperkingen van het individu en bevorderen emancipatie van individuen, groepen en gemeenschappen. Professionals zijn zich bewust van de inbedding van mensen in kleinere en grotere sociale verbanden, en bevorderen dat zij betekenisvolle relaties kunnen aangaan met anderen. Bovenal hebben ze oog voor het unieke van mensen, sluiten aan bij hun levensproject en erkennen hun historische en cultuurspecifieke ervaringen.

Kernwaarde 2: Betrouwbaarheid en integriteit

Professionals zijn zich bewust van de missie, kernwaarden en ethische beginselen van het beroep, en handelen in lijn daarmee. Ze zijn integer, transparant en betrouwbaar, met respect voor vertrouwelijkheid, privacy en veiligheid. Ze zijn zich bewust van de rol die zij hebben voor het welzijn en belang van mensen. Ze bieden daarover duidelijkheid aan alle betrokkenen, en handelen in overeenstemming daarmee. Ze bewaken de grenzen van de professionele relatie om te voorkomen dat hierover verwarring ontstaat. Waar verschillende rollen, posities en belangen op gespannen voet komen te staan, zijn professionals daarover transparant en maken duidelijk wat anderen van hen mogen verwachten.

Het streven om iemand zo veel mogelijk zelfstandigheid te bieden in het leven valt onder de kernwaarde:

Module 2: Agogische Gespreksvaardigheden

Lesmateriaal: Dijkstra, P. & van Alphen, M. (2019). De Hulpverleningscyclus.

Context van professionele hulpverlening

Wat leuk dat je ervoor kiest om professioneel hulpverlener te worden. Gefeliciteerd! Je hebt waarschijnlijk dit boek in handen omdat je van mensen houdt, betrokken bent bij je medemens en hem of haar graag wilt helpen wanneer hij of zij in de problemen zit. Je wilt hier professioneel wat mee doen, misschien als (toegepast) psycholoog, sociaalpedagogisch hulpverlener, maatschappelijk werker, loopbaancoach, of misschien in een functie waarbij je direct hulp verleent aan mensen (cliënten) die op een specifiek gebied een professional nodig hebben.

We beginnen dit hoofdstuk met wat het sociale netwerk van mensen voor hen kan betekenen als zij problemen ervaren (paragraaf 1.1). Als deze alledaagse hulpverlening van het sociale netwerk tekortschiet, is professionele hulpverlening nodig. In paragraaf 1.2 omschrijven we welke eisen professioneel hulpverlenen aan je stelt. In paragraaf 1.3 gaan we in op de cliënt, de problemen waarmee de cliënt kampt en wat nodig is om met de cliënt een adequaat samenwerkingsverband tot stand te brengen. We eindigen het hoofdstuk (paragraaf 1.4) met een korte weergave van het model waar het in dit boek om draait: een systematische aanpak van professionele hulpverlening in vijf fasen. De vijf fasen zijn verder uitgewerkt in hoofdstuk 2 tot en met 6.

1.1 Alledaagse hulpverlening

In het dagelijks leven ervaren mensen weleens problemen. Dit kunnen kleine of grote problemen zijn en ze kunnen van praktische, sociaal-emotionele of psychische aard zijn. Mensen zullen proberen deze in eerste instantie zelf op te lossen. Komen ze er zelf niet uit, dan roepen ze de hulp in van mensen uit hun directe omgeving, zoals de partner, vrienden, familieleden of buren (de zogenoemde alledaagse hulpverlening). Dit kan afdoende zijn, maar sommige problemen zijn te groot, te complex of te zwaar en de kennis en kunde kan ontbreken (in het sociale netwerk) om de problemen het hoofd te bieden. Pas dan wendt iemand zich tot een professioneel hulpverlener. Cliënten komen dus naar jou met iets waar zij niet zelf uitkomen. Vandaar dat jij je bewust moet zijn van de verantwoordelijkheid die je hebt wanneer jij het beroep van professioneel hulpverlener gaat uitvoeren. 


Hulp uit de eigen omgeving is niet altijd genoeg. Dan komt professionele hulpverlening om de hoek kijken.

Binnen je professionele praktijk is het eerste wat je gaat onderzoeken of het probleem waar je cliënt mee komt kan worden opgelost binnen de eigen kring en zo ja waarom dat niet is gebeurd. Het is dus belangrijk dat je de structuur van de alledaagse hulpverlening kent.

Alledaagse steun en hulpverlening is enorm belangrijk voor het geluk en de gezondheid van mensen. Hoe beter de alledaagse hulp die mensen ontvangen, hoe minder last ze hebben van stress en van lichamelijke en psychische klachten die daarmee gepaard kunnen gaan. Zo blijkt uit veel onderzoeken dat mensen die een gebrek ervaren aan goede relaties – bijvoorbeeld omdat ze gescheiden zijn of alleenstaand – niet alleen vaker eenzaam en depressief zijn, maar ook een grotere kans hebben om eerder te overlijden, opgenomen te worden in een psychiatrische inrichting en hart- en vaatziekten op te lopen (Berkman & Syme, 1979; Newall, Chipperfield, Bailis & Stewart, 2013).

Waar of niet waar? Als professioneel hulpverlener ben jij onderdeel van de alledaagse hulpverlening.

In moeilijke tijden of bij problemen zoeken mensen in eerste instantie steun en hulp in hun sociale netwerk. Dit omvat alle mensen met wie rechtstreeks duurzame banden worden onderhouden voor de vervulling van dagelijkse behoeften, zoals de behoefte aan steun, ontspanning en het gevoel ergens bij te horen (Möhle & Van Katwijk, 2010). Concreet zijn dit doorgaans de partner, ouders, familie, vrienden, kennissen, medeleerlingen op school en collega’s op het werk. 

Uit onderzoek blijkt dat mensen die in aanraking komen met de hulpverlening vanwege psychische, emotionele of sociale problemen in veel gevallen een kleiner of oppervlakkiger sociaal netwerk hebben dan mensen zonder dergelijke problemen (Westermeyer, Thuras & Waaijer, 2004). Hoe groot een sociaal netwerk is, hangt af van iemands karakter, maar er zijn wel gemiddelde cijfers bekend. De ene persoon heeft genoeg aan een aantal goede vrienden, een ander voelt zich prettiger bij tientallen vrienden en kennissen. Uit onderzoek onder Nederlanders van 40 jaar en ouder blijkt dat de kern van het gemiddelde sociale netwerk bestaat uit een kleine groep intimi van zeven personen (Stevens & Westerhof, 2006). Dit zijn mensen die iemand al lang kent, die belangrijk voor hem of haar zijn en met wie iemand geregeld contact heeft. De kleine cirkel van intimi wordt ook wel de steungroep genoemd (Dunbar & Spoors, 1995). De steungroep bestaat uit mensen met wie de persoon zich zo verbonden voelt dat hij of zij steun bij ze zoekt bij emotionele problemen. Buiten de steungroep bevindt zich de zogenaamde sympathiegroep: de groep mensen met wie hij of zij goed kan opschieten. Het overlijden van een van hen zou hem of haar erg overstuur maken (Dunbar & Spoors, 1995). Gemiddeld genomen bestaat de sympathiegroep uit 12 tot 15 personen. Daaromheen kunnen mensen nog allerlei andere duurzame contacten hebben die oppervlakkiger van aard zijn, zoals met de bakker op de hoek of met iemand met wie geregeld gechat wordt.

De sociale steun of alledaagse hulpverlening die iemand ontvangt, kent vier vormen (House, 1981; Grassley, 2010):

  • Emotionele steun houdt in dat mensen elkaar op emotioneel gebied helpen. Dat kan bijvoorbeeld door te luisteren naar iemands verhaal, door iemand een hart onder de riem te steken of door een arm om iemands schouder te slaan. Het probleem gaat er niet van weg, maar de ander voelt zich er wel beter door doordat hij of zij zich gesteund voelt. Emotionele steun geeft mensen het gevoel te worden begrepen en er niet alleen voor te staan. Het voorziet in de behoefte aan aansluiting.
  • Informationele steun mensen kunnen elkaar ook steunen door elkaar adviezen te geven of informatie te verstrekken. Zo kan iemand enorm geholpen zijn met het advies van een buurman die vertelt hoe je een subsidie kunt aanvragen voor het aanpassen van je woning in geval van een handicap. Door de informatie van anderen worden mensen op weg geholpen. Ze leren van wat anderen al weten en hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden.
  • Instrumentele steun houdt in dat mensen hele praktische dingen voor elkaar doen. Iemand zorgt bijvoorbeeld voor de planten en huisdieren van de buren als deze op vakantie zijn of haalt boodschappen voor een zieke vriendin. Instrumentele steun voorkomt en verhelpt veel praktische problemen. 
  • Waarderende steun houdt in dat mensen bevestiging halen uit het contact met anderen. Ze zien dat anderen goedkeuren wat ze doen, dat anderen het op dezelfde manier doen of ze worden aangemoedigd om vooral zo door te gaan. Waarderende steun is belangrijk omdat het mensen het gevoel geeft dat ze goed bezig zijn en dat is vooral belangrijk in tijden van onzekerheid of moeilijkheden. Dan hebben mensen juist behoefte aan zekerheid en bevestiging.

Al deze verschillende soorten alledaagse steun kunnen belangrijk zijn. Het hangt af van de situatie wat iemand precies nodig heeft en welke vorm van steun gewenst is. Sociale steun kan openlijk plaatsvinden of onzichtbaar zijn. Openlijke steun houdt in dat zowel degene die helpt als degene die wordt geholpen zich realiseert dat er steun plaatsvindt. Vaak echter is steun onzichtbaar, dat wil zeggen zonder dat de ontvanger van de steun doorheeft dat hij of zij geholpen wordt. Iemand is zich er bijvoorbeeld niet van bewust dat zijn of haar partner extra klusjes rond het huis doet om hem of haar te ontlasten. Ook als mensen niet doorhebben dat ze worden geholpen, draagt de steun bij aan een verbeterd welzijn (Bolger, Zuckerman & Kessler, 2000). Door dergelijke onzichtbare steun zijn er immers minder problemen en hoeft er minder te worden gedaan.

Het ophalen van medicijnen voor je oma is een voorbeeld van:

Het gaat bij alledaagse hulpverlening vooral om het idee dat je hulp kunt krijgen mocht je dat nodig hebben en minder over de daadwerkelijke hoeveelheid steun die je krijgt. Wie van tevoren weet dat hij of zij bijvoorbeeld een vriendin kan bellen om even op de kinderen te passen of om een verhaal kwijt te kunnen, voelt zich al beter, ook al wordt er van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt (Sarason & Sarason, 1986). Het kan ook zijn dat de verkeerde steun wordt geboden. Iemand krijgt bijvoorbeeld veel instrumentele steun (zoals geld), maar heeft juist behoefte aan emotionele steun. Of mensen kunnen, goedbedoeld, te veel steun geven. De ander voelt zich hierdoor schuldig of beknot in de eigen autonomie). 

Het is bij sociale steun niet nodig om de personen in kwestie in levenden lijve te zien of echt ontmoet te hebben. Denk maar aan social media waarop mensen soms vele vrienden hebben die zij nooit in het echt hebben ontmoet. Ook dergelijke contacten – mits duurzaam – kunnen tot het sociale netwerk behoren. De kanttekening die moet worden geplaatst bij de contacten die mensen onderhouden via internet is dat onderzoek uitwijst dat socialmediagebruik samenhangt met een grotere mate van eenzaamheid en impulsiviteit (Savci & Aysan, 2016) en dat eenzame ouderen die veel tijd op Facebook doorbrengen eenzamer worden (Hage, 2015). Social media kunnen dus ook een negatieve invloed hebben op mensen.

Stelling: Het bieden van sociale steun heeft alleen nut als dit in het echt gebeurd en niet digitaal.

1.2 Professionele hulpverlening

Alledaagse hulpverlening is meestal afdoende, maar niet iedereen lukt het zijn of haar situatie zo te veranderen dat een staat van welbevinden wordt hervonden. Mensen komen op verschillende manieren bij jou als professioneel hulpverlener terecht. In deze paragraaf bespreken we verschillende aspecten van de professionele hulpverlening: de maatschappelijke trends waar je als professioneel hulpverlener mee te maken hebt (subparagraaf 1.2.1), wat evidence-based werken is (subparagraaf 1.2.2), de kwaliteiten waarover jij als hulpverlener moet beschikken (subparagraaf 1.2.3) en de wijze waarop je vorm kunt geven aan de samenwerking met de cliënt (subparagraaf 1.2.4).

1.2.1 Maatschappelijke trends

In de sterk veranderende samenleving zijn belangrijke trends te onderscheiden die jouw functioneren als hulpverlener beïnvloeden. We bespreken hier de zeven belangrijkste.

Trend 1. Participatiesamenleving. Per 1 januari 2015 zijn drie nieuwe of vernieuwde wetten van kracht geworden: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Participatiewet en de Jeugdwet. De overheid streeft met deze wetten naar een participatiesamenleving; een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, zonder hulp van de overheid. In het bijzonder de Wmo en de Participatiewet zijn erop gericht mensen te ondersteunen zodat zij in de samenleving kunnen participeren en zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Het streven naar een participatiemaatschappij heeft belangrijke gevolgen voor iedereen en vooral voor mensen in kwetsbare posities. Het stimuleren van participatie vereist een benadering die gericht is op kansen en mogelijkheden in plaats van op beperkingen en problemen. Het gaat er niet om wat iemand niet kan, maar om wat hij of zij nog wél kan. Vanuit die mogelijkheden kan worden gezocht naar een geschikte vorm van participatie. Voor de professionele hulpverlening houdt het streven naar een participatiesamenleving het volgende in:

  • Alvorens professionele hulp in te schakelen, moeten mensen zelf (al dan niet met de steun van hun sociale netwerk) hun problemen trachten op te lossen. Als professioneel hulpverlener heb je de taak om de cliënt bij te staan zichzelf te helpen en zijn of haar sociale netwerk te mobiliseren. Pas als blijkt dat de zelfredzaamheid van mensen tekortschiet, kijk je naar andere manieren om mensen te helpen bij hun problemen.
  • De focus van professionele hulpverlening ligt op het veerkrachtig en zelfredzaam maken van mensen en het versterken van hun probleemoplossend vermogen. Je neemt de rol van begeleider, coach, trainer en regisseur aan. De cliënt moet uiteindelijk zelf zijn of haar problemen oplossen, dat doe jij niet voor je cliënt. Dit is het principe van empowerment (Van Alphen, 2016).
  • Van mensen wordt verwacht dat ze een bijdrage leveren aan de samenleving in de vorm van betaald of onbetaald werk, ook als zij kampen met lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen. Verschillende wetten (bijvoorbeeld de Wet werk en bijstand, Wet Wajong) stimuleren mensen met een uitkering om te gaan werken. Niet iedereen is in staat om een dergelijke bijdrage te leveren. Dan is het een uitdaging om iemand ondanks zijn of haar beperkingen zodanig te stimuleren en toe te rusten dat hij of zij toch (zo veel mogelijk) gaat participeren.
  • Niet alleen mensen met problemen of beperkingen vormen de focus van de hulpverlening, ook de sociale omgeving valt binnen het aandachtsgebied. Je zult, als dat nodig of gewenst is, ook de sociale omgeving stimuleren om de cliënt te ondersteunen of helpen, bijvoorbeeld via mantelzorg. 

Trend 4. Digitalisering en robotisering. (Digitale) technologie heeft zowel positieve als negatieve effecten op de mens en de maatschappij. De digitalisering en robotisering zorgen voor nieuwe psychosociale problematiek waar mensen ondersteuning bij kunnen gebruiken. Een voorbeeld van een negatief effect is pesten via social media, ook wel cyberpesten genoemd. Cyberpesten kent vele vormen, waaronder laster, stalking, trolling en sexting en kan hele vervelende gevolgen hebben. Het overkomt zo’n 3% van de bevolking (CBS, 2017). Maar ook als er geen sprake is van cyberpesten, kunnen reacties op social media het welzijn aantasten (Burrow & Rainone, 2017). Zo kan bijvoorbeeld een gebrek aan likes een negatieve impact hebben op zelfwaardering. 

De toenemende digitalisering en robotisering veranderen het arbeidslandschap. Machines en robots worden steeds meer ingezet om allerlei fysieke en cognitieve werkzaamheden van mensen over te nemen. Van steeds meer beroepen is de verwachting dat ze als gevolg van automatisering over twintig jaar niet meer bestaan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de functies secretaresse, accountant, assemblagemedewerker, hypotheekadviseur, kassière en taxi-, vrachtwagen- en buschauffeur. Veel werknemers zullen dus op termijn een ander beroep moeten vinden. Dat is niet voor iedereen even gemakkelijk en een groep zal daarvoor ondersteuning zoeken. 

Meer in algemene zin krijgt de maatschappij steeds meer te maken met mensen die het tempo van de robotisering en digitalisering niet kunnen bijhouden en daardoor buiten de boot dreigen te vallen als het gaat om werk, scholing en bijvoorbeeld het regelen van administratieve zaken. Vanuit de gedachte achter de participatiesamenleving is dat een onwenselijke ontwikkeling.

In de beroepspraktijk van de medische en psychosociale hulpverlener vinden domotica (automatisering van processen in en rond de woning) en digitale hulpverlening steeds meer toepassing, bijvoorbeeld in het kader van psycho-educatie, preventie, diagnostisering en psychologische hulpverlening. Voorbeelden van e-mental-health-toepassingen zijn websites, digitale intakeformulieren, chatsessies, e-mailcontact, een app, serious gaming en een door de cliënt zelfstandig te doorlopen digitaal ondersteuningsprogramma. Digitale hulpverlening heeft allerhande vormen en wordt ingezet ter aanmelding, ter ondersteuning en soms zelfs in plaats van ‘gewone’ face-to-face hulpverlening. Twee van de drie organisaties in de geestelijke gezondheid maken inmiddels gebruik van een of meerdere van deze toepassingen (GGZ Nederland, 2013). 

Trend 5. Duurzame inzetbaarheid. Met de verhoging van de pensioenleeftijd is duurzame inzetbaarheid belangrijker geworden. Duurzame inzetbaarheid betekent dat medewerkers zich in hun arbeidsleven doorlopend ontwikkelen om nu en in de toekomst met behoud van gezondheid en welzijn te kunnen blijven werken. Duurzame inzetbaarheid stelt eisen aan zowel de werkgever als de werknemer:

  • de werkgever moet de persoonlijke ontwikkeling faciliteren en mogelijkheden tot duurzame inzetbaarheid bieden;
  • de werknemer moet hier gebruik van (kunnen) maken. 

Thema’s die in het kader van duurzame inzetbaarheid belangrijk zijn, zijn onder meer opleiding, een gezonde leefstijl, een goede balans tussen werk en privé, gunstige fysieke en psychosociale arbeidsomstandigheden en mogelijkheden om zingeving na te streven. Aan zowel de kant van de werkgever als van de werknemer zijn er verschillende obstakels bij de realisatie van duurzame inzetbaarheid. Zo geeft maar 37% van de werkgevers aan dat de werknemers in hun organisatie het opleidingsbudget elk jaar geheel benutten: een aanwijzing dat lang niet alle werknemers (optimaal) gebruikmaken van faciliteiten voor duurzame inzetbaarheid. Daarnaast schort het in veel gevallen aan een goede communicatie tussen leidinggevende en werknemer en aan de mogelijkheid tot het creëren van maatwerkoplossingen. In nog maar 31% van de bedrijven worden in het kader van de duurzame inzetbaarheid maatwerkafspraken met medewerkers gemaakt (Nauta & Van de Ven, 2016). Er moet voor een succesvolle implementatie van duurzame inzetbaarheid nog veel werk verzet worden. Dit biedt kansen voor een professioneel hulpverlener, zowel voor het aanbieden van diensten aan het bedrijfsleven als voor de individuele ondersteuning van werknemers in hun persoonlijke ontwikkeling.

Trend 6. Diversiteit. De verscheidenheid in de samenleving uit zich in allerlei verschillende kenmerken en voorkeuren, onder meer in sekse, leeftijd, sociaaleconomische status, intelligentie, culturele achtergrond en seksuele voorkeur. Hulpverleners ervaren knelpunten in de behandeling van in het bijzonder de eerste generatie Turkse en Marokkaanse cliënten, de grootste groep cliënten met een niet-westerse achtergrond. Redenen hiervoor zijn onder meer beperkte geletterdheid, een andere (dan de westerse) manier van verklaren van psychische en gezondheidsklachten (de zogenoemde ziektepercepties) en een tekort aan gezondheidskennis en -vaardigheden (Boerema, De Graaf & Tiemens, 2016). Psychosociale hulpverleners signaleren als gevolg hiervan een verhoogd drop-outpercentage van deze cliënten en een langere behandelduur. Dit heeft negatieve gevolgen voor deze groep cliënten, mede omdat psychische aandoeningen met een grote ziektelast (zoals depressie en angst) vaker voorkomen bij mensen met een niet-westerse achtergrond. Dit vraagt van de hulpverlener kennis van culturele verschillen en dat er bij het uitvoeren van het werk rekening wordt gehouden met deze culturele verschillen, ook bij de inzet van assessmentinstrumenten en de duiding van de uiteindelijke resultaten. De toenemende diversiteit op de arbeidsmarkt betekent dat er meer ouderen, mensen met een andere etnische achtergrond en mensen met een arbeidsbeperking in het arbeidsproces aanwezig zijn. Veel organisaties zien de voordelen van een divers personeelsbestand. Sommige voeren zelfs een voorkeursbeleid om diversiteit te realiseren. Wettelijk is een voorkeursbeleid alleen toegestaan voor vrouwen, etnische minderheden en mensen met een handicap of chronische ziekte. Veel organisaties worstelen echter met de vormgeving en het management van diversiteit binnen hun personeelsbestand. Denk aan het assessment van sollicitanten, zorgen voor doorstroom en het behoud van personeel en de geringe maatschappelijke afspiegeling in de top van (vooral grote) organisaties. Op de werkvloer leidt diversiteit tot uitdagingen, waaronder in de samenwerking tussen werknemers. Het management en individuele werknemers kunnen bij het realiseren van diversiteit in de organisatie behoefte hebben aan ondersteuning. De toestroom van vluchtelingen (op het hoogtepunt een kwart procent van de bevolking per jaar) maakt de samenleving steeds diverser. De hulpverlening moet (nog) beter worden toegerust voor de begeleiding van statushouders (vluchtelingen met een verblijfsvergunning). De gemeente is verantwoordelijk voor de ondersteuning bij de integratie van de statushouder en van familie die nakomt. Hierbij moet gedacht worden aan begeleiding bij het krijgen van een woning, het beheren van de financiën, het aanleren van de Nederlandse taal, het aansluiten bij de buurt, het volgen van een opleiding en het vinden van werk en school. Persoonlijke begeleiding van de statushouder, bijvoorbeeld door een casemanager, is hierbij van cruciaal belang (Klaver, Mallee, Odé & Smit, 2015).  


De diversiteit op de werkvloer neemt toe.

 

Dit is het einde van het lesstof-gedeelte van de proefles. Hopelijk heb je hiermee een goed beeld gekregen van het lesmateriaal van de opleiding. Naast de literatuur studeer je bij NTI ook met allerlei online studietools. Wil je hier meer over weten? Scroll dan snel verder naar "Studeren bij NTI"!

3 Studeren bij NTI

FlexibelStuderen® doe je bij NTI

Ben jij een vroege vogel, of duik jij liever ‘s avonds laat de boeken in? Met de flexibele opleidingen van NTI kan iedereen, overal studeren. Je kiest zelf je startmoment en bepaalt je eigen tempo. Je krijgt les van topdocenten en wordt tijdens je opleiding begeleid door een mentor. Met jouw online leeromgeving en échte studieboeken studeer je op jouw manier. FlexibelStuderen® doe je bij NTI.

Studietools

Bij NTI gebruik je, afhankelijk van je opleiding, verschillende studietools. Zo ga je aan de slag in de online leeromgeving, gebruik je jouw Mijn NTI en werk je met studieboeken.

Demo online leeromgeving

De online leeromgeving is beschikbaar waar en wanneer je wilt en geeft jou alle benodigde tools tijdens jouw studie. Om een indruk te krijgen van de online leeromgeving kun je een gratis demo volgen. Hier leggen we overzichtelijk uit welke handige hulpmiddelen er tijdens het studeren voor jou klaar staan.

Ben je benieuwd hoe onze online leeromgeving eruit ziet?

Neem een kijkje in de gratis demo

Daarom FlexibelStuderen®:

  1. Erkende opleidingen, bekende naam
  2. Studeren met veel persoonlijk contact
  3. Voordelig studeren, transparant over kosten
  4. Studeren op jouw moment en jouw manier
  5. Overal studeren met onze online leeromgeving
  6. Persoonlijke begeleiding door mentoren en ervaren docenten
  7. Werkgevers zijn snel overtuigd

Direct inschrijven

Wij zijn trots op onze studenten

Studenten van NTI zijn geen doorsnee studenten. Ze volgen een studie naast hun volle leven; hun baan, gezin, hobby’s en vrienden. Ze bepalen hun eigen weg, gaan ook buiten de gebaande paden en studeren op de raarste momenten en vreemdste plekken. Het zijn doorzetters, vol motivatie. Omdat ze hun droom volgen, stappen zetten, de regie in eigen hand nemen. Ze mogen trots op zichzelf zijn. Wij zijn het in ieder geval.

Lees hier de verhalen van onze studenten

Wat is jouw volgende stap?

We denken graag verder met je mee! Het starten van een studie is spannend en roept misschien nog wel meer vragen op. Maar wist je dat iets nieuws leren ook bijdraagt aan je levensgeluk? Je verder ontwikkelen is bovendien goed voor je zelfvertrouwen en je hebt natuurlijk aan de eettafel weer iets te vertellen ;-)

Klaar om te beginnen?

Schrijf je nu in

Heb je na het doen van deze proefles nog vragen? Of zijn er dingen waar je over twijfelt? Onze studieadviseurs geven je geheel vrijblijvend een persoonlijk studieadvies en beantwoorden al je vragen.

5 Ervaringen

Wat vinden onze eigen studenten van hun opleiding?

Bij NTI streven we naar kwalitatief goed onderwijs dat voor iedereen bereikbaar is. En wie kan dit beter beoordelen dan onze eigen studenten?

Chantal, 47 jaar

5star reviews

"Dit is mijn 2de studie bij de NTI en ik ben nog steeds enthousiast! Er is veel verbeterd vergeleken met mijn eerste studie en het is heel duidelijk wat je wanneer moet doen. Verder heb je veel vrijheid om zelf je tempo te bepalen en is de leerstof duidelijk aangegeven in de meeste boeken. Ik kan studeren bij de NTI van harte aanbevelen!" 

Rick

5star reviews

"Prima opleiding! Het niveau is niet te moeilijk, je kunt er lekker snel doorheen werken. Ik vind de stages die erbij horen erg leuk.. zo leer je direct in de praktijk. Over het NTI zelf, ik zou ze zeker aanraden. Contact verloopt netjes en snel, bij vragen regelen ze vrijwel direct alles voor je. Top!" 

Irene

4star.png

"Een goede ervaring over het algemeen. Het thuis studeren bevalt me erg goed en ik vind het prettig dat ik de vrijheid heb om mijn studie zo in te delen zoals het voor mij goed uitkomt."

Sabine

Foodblogster Sabine volgt de HBO Bachelor Toegepaste Psychologie naast haar blog OhMyFoodness